Äugelein

Uit WikiWoordenboek

Duits

Uitspraak
  • IPA: /ɔɪ̯ɡəˈlaɪ̯n/
Woordafbreking
  • Äu·ge·lein
Woordherkomst en -opbouw
  • Samenstelling van Auge en de verkleinwoorduitgang -lein met umlautswissel.

Zelfstandig naamwoord

Äugelein o

  1. oogje
    «Als das Kind satt geworden, fielen ihm die Äugelein wiederum zu.[1]»
    Toen het kind moe werd, vielen zijn oogjes dicht.
Verbuiging
Hyperoniemen

Verwijzingen