zwieren

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwie·ren
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘zich heen en weer bewegen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1588 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zwieren
zwierde
gezwierd
zwak -d volledig

Werkwoord

zwieren

  1. inergatief opvallend heen en weer bewegen
    • Er werd gezwierd en gezwaaid. 
  2. ergatief op opvallende wijze zich heen en weer bewegend ergens heen gaan
    • Ze waren van de ene kant van de ijsbaan naar de andere gezwierd, 
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Zelfstandig naamwoord

de zwierenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord zwier

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen