zwemleraar
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: zwemleraar (hulp, bestand)
Woordafbreking
- zwem·le·raar
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zwem ww en leraar
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwemleraar | zwemleraren zwemleraars |
verkleinwoord | zwemleraartje | zwemleraartjes |
Zelfstandig naamwoord
de zwemleraar m
- (beroep), (zwemmen), (onderwijs) iemand die zwemles geeft, iemand die anderen beroepsmatig leert zwemmen
- De zwemleraar leerde hen watertrappelen.
Synoniemen
Verwante begrippen
Vertalingen
1. iemand die zwemles geeft
Gangbaarheid
- Het woord zwemleraar staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwemleraar" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 10
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Beroep in het Nederlands
- Zwemmen in het Nederlands
- Onderwijs in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %