zwei

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwei
enkelvoud meervoud
naamwoord zwei zweien
verkleinwoord zweitje zweitjes

Zelfstandig naamwoord

de zweiv / m

  1. (gereedschap) een verstelbare winkelhaak
    • Omdat die hoek niet haaks is kun je beter een zwei gebruiken. 

Gangbaarheid

17 % van de Nederlanders;
15 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Duits

0 0 0 2
zwei,
op een abacus


Telwoord (Duits)
0 1 2 3 4 5 6 7 8 9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29
30 31 32 33 34 35 36 37 38 39
40 41 42 43 44 45 46 47 48 49
50 51 52 53 54 55 56 57 58 59
60 61 62 63 64 65 66 67 68 69
70 71 72 73 74 75 76 77 78 79
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89
90 91 92 93 94 95 96 97 98 99
100 200 300 400 500 600 700 800 900 1000
106 109 1012 1015 1018 1021 1024 1027 1030 1033
1036 1039 1042 1045 1048 1051 1054 1057 1060 1063
1066 1069 1072 1075 1099 10100 10120 10303 103003
Uitspraak

Hoofdtelwoord

zwei

  1. twee
Opmerkingen
  • In sommige gevallen wordt zwo in plaats van zwei gebruikt.


Ripuarisch

Uitspraak
  • IPA: ʊɑɪ/

Hoofdtelwoord

zwei

  1. twee
Schrijfwijzen