zwartsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwart·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zwartsel zwartsels, zwartselen
verkleinwoord zwartseltje zwartseltjes

Zelfstandig naamwoord

het zwartselo

  1. zwarte kleurstof of verf
Hyponiemen

Werkwoord

vervoeging van
zwartselen

zwartsel

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
    • Ik zwartsel. 
  2. gebiedende wijs van zwartselen
    • Zwartsel! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
    • Zwartsel je? 

Gangbaarheid

71 % van de Nederlanders;
66 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be