zwartsel
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zwart·sel
Woordherkomst en -opbouw
- Naamwoord van handeling van zwarten (zwart maken) met het achtervoegsel -sel.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zwartsel | zwartsels, zwartselen |
verkleinwoord | zwartseltje | zwartseltjes |
Zelfstandig naamwoord
het zwartsel o
- zwarte kleurstof of verf
Hyponiemen
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zwartselen |
zwartsel
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
- Ik zwartsel.
- gebiedende wijs van zwartselen
- Zwartsel!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zwartselen
- Zwartsel je?
Gangbaarheid
- Het woord zwartsel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "zwartsel" herkend door:
71 % | van de Nederlanders; |
66 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be