zwakheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zwak·heid
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zwak met het achtervoegsel -heid.
enkelvoud meervoud
naamwoord zwakheid zwakheden
verkleinwoord zwakheidje zwakheidjes

Zelfstandig naamwoord

de zwakheidv

  1. het zwak-zijn
    • Van zwakheid wordt soms misbruik gemaakt. 
  2. gebrek, fout
    • Ieder mens heeft z'n zwakheden. 
Hyponiemen
Verwante begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be