zonnepaneel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

zonnepaneel
Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ne·pa·neel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnepaneel zonnepanelen
verkleinwoord zonnepaneeltje zonnepaneeltjes

Zelfstandig naamwoord

het zonnepaneelo

  1. (elektrotechniek) een paneel dat stralingsenergie van de zon omzet in elektriciteit
    • Om in dit afgelegen gebied toch stroom te hebben hadden zij vroeger een generator, maar nu zijn ze overgestapt op zonnepanelen. 
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be