zonnebril

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·ne·bril
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zonnebril zonnebrillen
verkleinwoord zonnebrilletje zonnebrilletjes

Zelfstandig naamwoord

de zonnebrilm

  1. een bril met speciale glazen (dikwijls polaroid) om de ogen tegen het zonlicht te beschermen
    • Vergeet je zonnebril niet mee te nemen! 
     De buren deinsden natuurlijk achteruit als je ze in de lift ontmoette, maar met het warme nazomerweer hoefde je alleen een zonnebril op te zetten om te verdwijnen in de anonimiteit van de miljoenenstad Hamburg.[1]
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Zij die dromen doden slapen nooit” (2017), Uitgeverij Prometheus op Wikipedia, ISBN 9789044640496
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be