zondvloed

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

De Zondvloed door Crispijn van de Passe de Jonge op Wikipedia (nl)
Uitspraak
Woordafbreking
  • zond·vloed
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Duits, in de betekenis van ‘grote vloed’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1562 [1]
  • samenstelling van  zonde  en  vloed 
enkelvoud meervoud
naamwoord zondvloed zondvloeden
verkleinwoord zondvloedje zondvloedjes

Zelfstandig naamwoord

de zondvloedm

  1. (religie) een catastrofale en bijna alles vernietigende vloed die volgens de Bijbel ooit zou hebben plaatsgevonden, als straf van God
Spreekwoorden
  • Na mij/ons de zondvloed
Dat is een probleem dat zich pas voordoet als ik er zelf niet meer ben (vgl. het zal mijn tijd wel duren)
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

94 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen