zonder af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zon·der af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzonderen

zonder af

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzonderen
    • Ik zonder af. 
  2. gebiedende wijs van afzonderen
    • Zonder af! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van afzonderen
    • Zonder je af? 


Gangbaarheid