zomertijd

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zo·mer·tijd
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zomertijd -
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zomertijdm

  1. regeling waarbij de klok gedurende de lente- en zomermaanden een uur vooruit wordt gezet, met als hoofddoel meer van het daglicht te profiteren
    • Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effecten van de zomertijd op ons lichaam.[1] 
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. EU stemt over afschaffen zomertijd, Een Vandaag, 24 oktober 2017
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be