zoetekauw

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoe·te·kauw
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘die veel van zoetigheden houdt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1618 [1]
  • samenstelling van  zoet  en  kauw ww  met het invoegsel -e- 
enkelvoud meervoud
naamwoord zoetekauw zoetekauwen
verkleinwoord zoetekauwtje zoetekauwtjes

Zelfstandig naamwoord

de zoetekauwm

  1. iemand met een grote voorliefde voor zoete waar
    • Oh, die zoetekauw zal dat best lusten. 
Synoniemen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen