zoende af

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zoen·de af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afzoenen

zoende af

  1. enkelvoud verleden tijd van afzoenen
    • Ik zoende af. 
    • Jij zoende af. 
    • Hij, zij, het zoende af. 


Gangbaarheid