zoem
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zoem
Werkwoord
vervoeging van |
---|
zoemen |
zoem
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoemen
- Ik zoem.
- gebiedende wijs van zoemen
- Zoem!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van zoemen
- Zoem je?
Gangbaarheid
- Het woord zoem staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.