zielroerend

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ziel·roe·rend
Woordherkomst en -opbouw
stellend
onverbogen zielroerend
verbogen zielroerende
partitief zielroerends

Bijvoeglijk naamwoord

zielroerend

  1. wat de ziel beroert, wat iemand emotioneel diep treft
     Iets — maar dat toch iets zielroerends had en van diep gevoel getuigde bij haar die de hoofdpersoon was in het stuk — herinnerde hem plotseling aan Juffrouw Letty-- 1901[2]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. De bron-swaan, of mengeldigten Brongersma, Titia
  2. Bronlink Weblink bron
    Corelli, Marie
    “Bob.” (1901), Brill, p. 291