ziedend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zie·dend
Woordherkomst en -opbouw
- Onvoltooid deelwoord van zieden.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ziedend | ziedender | ziedendst |
verbogen | ziedende | ziedendere | ziedendste |
partitief | ziedends | ziedenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
ziedend
- witheet van woede
- De man werd ziedend van die belediging.
Vertalingen
Werkwoord
vervoeging van: | zieden |
verbogen vorm: | ziedende |
ziedend
Gangbaarheid
- Het woord ziedend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ziedend" herkend door:
94 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[1] |
Verwijzingen
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 7
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 94 %
- Prevalentie Vlaanderen 86 %