zetsel

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zet·sel
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zetsel zetsels
verkleinwoord zetseltje zetseltjes

Zelfstandig naamwoord

het zetselo

  1. tot woorden en regels gezette letters
    • Om het zetsel bij elkaar te houden, windt de zetter er een paar keer een touwtje om. 
  2. aftreksel, extract
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

76 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen