zetpil
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- zet·pil
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zet ww en pil zn , in de betekenis van ‘pil die in de endeldarm gebracht wordt’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1642 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zetpil | zetpillen |
verkleinwoord | zetpilletje | zetpilletjes |
Zelfstandig naamwoord
- (farmacologie) medicament in de vorm van een pil die via de anus toegediend wordt
- Heb je je zetpil al genomen?
- (farmacologie) (bij vrouwen ook:) medicament in de vorm van een pil die via de vagina toegediend wordt
Synoniemen
- [1] suppositoire
Hyponiemen
Vertalingen
1. een medicament in de vorm van een pil die via de anus toegediend wordt
Gangbaarheid
- Het woord zetpil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek van het Centrum voor Leesonderzoek uit 2013 werd "zetpil" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ zetpil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "zetpil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Farmacologie in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 96 %