zesjarig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zes·ja·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • samenstellende afleiding van  zes ht  en  jaar zn  met het achtervoegsel -ig
stellend
onverbogen zesjarig
verbogen zesjarige
partitief zesjarigs

Bijvoeglijk naamwoord

zesjarig

  1. 6 jaren durend
    • Gedurende dit zesjarig tijdperk werd er geen oorlog gevoerd. 
  2. met de leeftijd van 6 jaar
    • Het zesjarige kind ging naar groep 3 van de basisschool. 
Schrijfwijzen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be