zelfzuchtigheid

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zelf·zuch·tig·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zelfzuchtigheid zelfzuchtigheden
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de zelfzuchtigheidv

  1. egoïsme; alleen gericht op het eigenbelang
    • De straat op gaan voor lage dieselprijzen
      terwijl we stikken is geen heldendaad.
      Een opstand die om egoïsme gaat,
      zal slechts zelfzuchtigheid een dienst bewijzen.[2]
       
Synoniemen
Antoniemen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. NRC Ilja Leonard Pfeijffer19 december 2018 Knalgeel sonnet