zefier

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·fier
enkelvoud meervoud
naamwoord zefier zefieren
zefiers
verkleinwoord zefiertje zefiertjes

Zelfstandig naamwoord

zefier

  1. m de (gunstige) westenwind
    • Dichters voerden soms de zefier ten tonele. 
  2. o een zeer licht en dun katoenen weefsel
    • Dit zefier is heerlijk bij warm weer. 

Gangbaarheid

22 % van de Nederlanders;
30 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be