zeeltje

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • [1] zeel·tje
  • [2] zeelt·je

Zelfstandig naamwoord

het zeeltjeo

  1. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zeel
  2. verkleinwoord enkelvoud van het zelfstandig naamwoord zeelt