zeekant

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zee·kant
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zeekant zeekanten
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zeekantm

  1. de zijde die naar de zee gericht is
    • Als oplossing voor het afvalwaterprobleem groef men aan de onderkant van de dijk een koker, die aan de zeekant met een scharnierend deksel werd afgesloten. 

Gangbaarheid

88 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be