zebra

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Een zebra in het Nationaal park Etosha op Wikipedia (nl).
Uitspraak
Woordafbreking
  • ze·bra
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit Portugees zebra ‘zebra’, ouder zevra, uit Oudportugees cebrario, ezebrario ‘wilde ezel’, ontwikkeld uit vulgair Latijn *eciferus, vervormd uit klassiek equiferus ‘wild paard’.[1]
    • [1] in de betekenis van ‘zwart-wit gestreepte paardachtige’ aangetroffen vanaf 1596.[2]
    • [2] in de betekenis van ‘oversteekplaats’ aangetroffen vanaf 1955.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord zebra zebra's
verkleinwoord zebraatje zebraatjes

Zelfstandig naamwoord

de zebram

  1. (onevenhoevigen) Equus op Wikispecies snel, paardachtig kuddedier van de Afrikaanse steppen, gekenmerkt door zijn witte of lichtgele huid met zwarte of donkerbruine strepen, opstaande manen, tamelijk lange oren en zijn niet tot de wortel behaarde staart
  2. (verkeer) voetgangersoversteekplaats met witte strepen op de rijbaan
    • Bij de zebra steken we over. 
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Italiaans

enkelvoud meervoud
zebra zebre

Zelfstandig naamwoord

zebra

  1. (onevenhoevigen) zebra