zanggodin

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zang·go·din
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zanggodin zanggodinnen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de zanggodinv

  1. (mythologie) een godin die de zangkunst beheerst, met name een van de negen muzen van de Griekse mythologie
    • Bezing mij de man, o zanggodin, die veel te verduren kreeg sinds hij het heilige Troje vernietigde! 
  2. overdrachtelijk een zangeres die een uitzonderlijke prestatie levert
    • O, zij? Ja, zij is een ware ster, een ware zanggodin! 

Gangbaarheid