zangerig

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zan·ge·rig
Woordherkomst en -opbouw
  • Afgeleid van zang met het achtervoegsel -erig
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen zangerig zangeriger zangerigst
verbogen zangerige zangerigere zangerigste
partitief zangerigs zangerigers -

Bijvoeglijk naamwoord

zangerig

  1. alsof er gezongen wordt (in plaats van gesproken)
    • Velen vinden Zweeds een zangerigere taal dan Deens. 
  2. geneigd te zingen
    • Nee, dat hoef je van hem niet te verwachten, hij is niet zo zangerig. 

Gangbaarheid

95 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be