zamelen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·me·len
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
zamelen
zamelde
gezameld
zwak -d volledig

Werkwoord

zamelen

  1. overgankelijk beetje bij beetje bijeenbrengen
    • In de meeste provinciën worden tamme bijen gehouden; maar verreweg de grootste hoeveelheid wordt van de wilde bijen gezameld.[2] 
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

39 % van de Nederlanders;
37 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen

  1. zamelen op website: Etymologiebank.nl
  2. blz 99 Het Nederlandsch magazijn, Volume 1
    Uitgeverij Van Es, 1836
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be