zakkenvuller

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: vakkenvuller

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • zak·ken·vul·ler
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakkenvuller zakkenvullers
verkleinwoord zakkenvullertje zakkenvullertjes

Zelfstandig naamwoord

de zakkenvullerm

  1. iemand die zich op oneigenlijke wijze verrijkt
    • Ze moesten die zakkenvullers eens goed pakken! 
    • zakkenvuller dit is ook een (scheldwoord) mits voorafgegaan door minstens één van de adjectieven 'vuil' en/of "vies" 
Synoniemen
Verwante begrippen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen