zakenman

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • za·ken·man
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord zakenman zakenmannen
zakenlieden
zakenlui
verkleinwoord zakenmannetje zakenmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de zakenmanm

  1. (beroep) iemand die met zakendoen zijn brood verdient
    • Hij is een gewiekst zakenman. 
     Maar zoals het er nu voor stond, moesten ze dus wachten tot die onbekwame zakenman zijn schaapjes op het droge had? Dan liepen ze het risico dat ze lang moesten wachten.[1]
Vertalingen

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus, ISBN 9789044628142
  2. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be