zakenkantoor
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- za·ken·kan·toor
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van zaak en kantoor met het invoegsel -en-
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | zakenkantoor | zakenkantoren |
verkleinwoord | zakenkantoortje | zakenkantoortjes |
Zelfstandig naamwoord
het zakenkantoor o
- een gebouw dat bedoeld is om een organisatie te huisvesten, die diensten verleent in verzekeringen of bankzaken
- Hier was vroeger een zakenkantoor.
Gangbaarheid
- Het woord zakenkantoor staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.