winterkoning

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

1. Een winterkoning, Troglodytes troglodytes.
Uitspraak
Woordafbreking
  • win·ter·ko·ning
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winterkoning winterkoningen
verkleinwoord winterkoninkje winterkoninkjes

Zelfstandig naamwoord

de winterkoningm

  1. (zangvogels) klein gedrongen vogeltje met opgewipt staartje, Troglodytes troglodytes op Wikispecies
     Lyrisch verhaalt Moss over het bijzondere, bolvormige nest van de winterkoning en over zijn grote eetlust (de vogel eet per dag tot de helft van zijn eigen lichaamsgewicht – „voor een volwassen man het equivalent van dagelijks 100 tot 200 Big Macs”).[5]
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Hyponiemen (in taxonomische zin)
Opmerkingen
  • In het spraakgebruik is het verkleinwoord "winterkoninkje" de gangbare vorm.
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid

Verwijzingen