winkelpand

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

winkelpand
Uitspraak
Woordafbreking
  • win·kel·pand
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord winkelpand winkelpanden
verkleinwoord winkelpandje winkelpandjes

Zelfstandig naamwoord

het winkelpando

  1. gebouw geschikt voor het vestigen van een winkel
    • ,,Vooral in de binnensteden is sprake van wildgroei. De afgelopen tien jaar zijn er in ons land ruim vijfduizend lunchrooms, eetcafés, restaurants, hotels en fastfoodzaken bijgekomen. Dat komt onder andere doordat gemeenten leegstaande winkelpanden vaak direct vullen met horeca’’, aldus KHN-voorzitter Robèr Willemsen. [2] 
    • Het winkelpand Diezerstraat 119 was jarenlang het zwarte schaap van de Zwolse binnenstad. Niet te verhuren door de lastige indeling. Maar dat is nu opgelost, laat Morphique Architecten weten. [3] 

Gangbaarheid


Verwijzingen