win aan

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • win aan
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aanwinnen

win aan

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwinnen
    • Ik win aan. 
  2. gebiedende wijs van aanwinnen
    • Win aan! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van aanwinnen
    • Win je aan? 


Gangbaarheid