wilgen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wil·gen
Woordherkomst en -opbouw
  • bn:  wilg zn  (houtsoort) met het achtervoegsel -en
  • zn:  wilg zn  (soort boom) met de uitgang -en
stellend
onverbogen (alleen
attributief)
verbogen

Bijvoeglijk naamwoord

wilgen

  1. van wilgenhout vervaardigd

Zelfstandig naamwoord

de wilgenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord wilg
Uitdrukkingen en gezegden
  • iets aan de wilgen hangen [1] [2]
    definitief ophouden met een langere tijd beoefende activiteit

Gangbaarheid

99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 21 oktober 2020 Weblink bron “Iets aan de wilgen hangen” (3 juni 2019) op onzetaal.nl
  2. Bronlink geraadpleegd op 9 december 2018 Weblink bron
    F.A. Stoett
    “Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en gezegden. Deel 1”, 4e druk (1923), W.J. Thieme & Cie, Zutphen, p. 559 nr. 1397 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren op Wikipedia
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be