wetsdokter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wets·dok·ter
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord wetsdokter wetsdokters
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de wetsdokterm

  1. (medisch) (beroep) arts die belast is met medisch onderzoek dat gedaan wordt in het kader van de wetshandhaving
    • Het gerechtelijk onderzoek naar de dood van Merel werd minutieus uit de doeken gedaan, inclusief getuigenissen van de onderzoeksrechter, de wetsdokter en zelfs de begrafenisondernemer.[1] 
    • Het Brusselse parket is zaterdagnamiddag ter plaatse gekomen, samen met het labo van de federale politie, een wetsdokter en de onderzoeksrechter.[2] 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. de Standaard 9 JANUARI 2018
  2. de Telegraaf 31/DECEMBER/2017
  3. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be