wetend
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- we·tend
Woordherkomst en -opbouw
Werkwoord
vervoeging van: | weten |
verbogen vorm: | wetende |
wetend
- onvoltooid deelwoord van weten
- bijwoordelijk gebruikt terwijl men weet, met bepaalde kennis
- Toen nog niet wetende dat ze zwanger was, stak ze een sigaret op.
- Hij deed het even rustig aan, wetend dat het ergste nog moest komen.
- De kansen zijn klein. Dat wetende, ga ik het toch proberen.
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | wetend | wetender | wetendst |
verbogen | wetende | wetendere | wetendste |
partitief | wetends | wetenders | - |
Bijvoeglijk naamwoord
wetend
- blijk gevend van kennis, inzicht of wijsheid
- Terwijl hij dit zei, mompelden de toehoorders met een wetend air en schreven in hun opschrijfboekjes. [2]
- (verouderd) beschikkend over kennis, inzicht of wijsheid
- (verouderd) (van handelingen) met overdenking of inzicht gedaan
Synoniemen
- [2] geleerd
- [2] verstandig
- [2] wijs
- [3] bewust
- [3] opzettelijk
Antoniemen
Gangbaarheid
- Het woord wetend staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
Verwijzingen
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 6
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 2 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Onvoltooid deelwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijk naamwoord in het Nederlands
- Verouderd in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal