werkloze
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- werk·lo·ze
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | werkloze | werklozen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
- iemand die geen betaald werk doet terwijl die persoon dat wel kan en wil doen.
- Iemand die vrijwillig afziet van het doen van betaald werk is geen werkloze.
- ▸ Mijn jongste zoon vraagt weleens plagend wie toch die werkloze zwerver is die een keer per jaar het vlees komt snijden.[1]
Bijvoeglijk naamwoord
werkloze
- verbogen vorm van de stellende trap van werkloos
Verwante begrippen
Gangbaarheid
- Het woord werkloze staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "werkloze" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 8
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Achtervoegsel -e in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Bijvoeglijknaamwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 98 %
- Prevalentie Vlaanderen 100 %