wenen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • we·nen
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘huilen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1240 [1]
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wenen
weende
geweend
zwak -d volledig

Werkwoord

wenen

  1. inergatief traanvocht uitscheiden door emotie
    • Zij weende al zo zere; haar docht dat zij bedrogen was. 
Synoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen