welstellend

Uit WikiWoordenboek


Nederlands

haven voor welstellende mensen
Uitspraak
Woordafbreking
  • wel·stel·lend
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen welstellend welstellender welstellendst
verbogen welstellende welstellendere welstellendste
partitief welstellends welstellenders -

Bijvoeglijk naamwoord

welstellend [1]

  1. voorzien zijn van ruime financiële middelen
    • Het verhaal van het laatste slavenschip van de VS begint eigenlijk bij de welstellende plantage-eigenaar Timothy Meaher en kapitein William Foster. De twee wilden als een soort van obscure weddenschap zien of ze ‘een schip vol negers’ onder de neus van de ordediensten de VS konden binnensmokkelen, zo blijkt uit een verslag van historicus Sylviane Anna Diouf.[2] 
    • ‘In Brussel leven 2.600 mensen op straat, dat is nog zonder de vluchtelingen meegerekend. In de 21ste eeuw en in een van de meest welstellende landen van de wereld is dit moeilijk te aanvaarden’, benadrukt hij.[3] 
    • Ben je blank en welstellend, dan is het onwaarschijnlijker dat jouw kind door een kogel sterft. Het is niet onmogelijk, maar wel onwaarschijnlijk.’[4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

72 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen