wegbrengen

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weg·bren·gen
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
wegbrengen
bracht weg
weggebracht
zwak -cht volledig

Werkwoord

wegbrengen

  1. iemand begeleiden bij het gaan van de ene naar de andere plaats
    • Hij bracht zijn kinderen weg naar het vliegveld. 
  2. iets brengen naar een andere plaats
    • Hij bracht het oud papier weg naar het inzamelpunt. 
Vertalingen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Nedersaksisch

Werkwoord

wegbrengen

  1. wegbrengen; iets brengen naar een andere plaats


Veluws

Werkwoord

wegbrengen

  1. wegbrengen; iets brengen naar een andere plaats