weck

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • weck

Werkwoord

vervoeging van
wecken

weck

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wecken
    • Ik weck. 
  2. gebiedende wijs van wecken
    • Weck! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wecken
    • Weck je? 

Gangbaarheid

50 % van de Nederlanders;
27 % van de Vlamingen.[1]

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be