watert

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·tert

Werkwoord

vervoeging van
wateren

watert

  1. tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Jij watert. 
  2. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wateren
    • Hij watert. 
  3. (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wateren
    • Watert!