watersporten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·spor·ten
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
watersporten
watersportte
gewatersport
zwak -t volledig

Werkwoord

watersporten

  1. (sport) lichamelijke bezigheid op of in water met spel- of wedstrijdelement
    • Dat u in Oud-Loosdrecht met de kinderen kunt watersporten, is bekend, maar laat oudere kinderen ook de Vechtstreek zien waarvan ze op school hebben geleerd (…) [2]
Afgeleide begrippen

Zelfstandig naamwoord

de watersportenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord watersport

Gangbaarheid

Verwijzingen