waterpeil

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wa·ter·peil
1 enkelvoud meervoud
naamwoord waterpeil -
verkleinwoord - -
2 enkelvoud meervoud
naamwoord waterpeil waterpeilen
verkleinwoord waterpeiltje waterpeiltjes
Woordherkomst en -opbouw

Zelfstandig naamwoord

het waterpeilo

  1. de hoogte van het water, de waterhoogte
    • Het waterpeil is momenteel erg laag. 
  2. een instrument om de waterhoogte te meten
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be