wandelt
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·delt
Werkwoord
vervoeging van |
---|
wandelen |
wandelt
- tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wandelen
- Jij wandelt.
- derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van wandelen
- Hij wandelt.
- (verouderd) gebiedende wijs meervoud van wandelen
- Wandelt!
Duits
Uitspraak
Woordafbreking
- wan·delt
Werkwoord
wandelt