walkman

Uit WikiWoordenboek
Een walkman.

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • walk·man
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘cassetterecorder met koptelefoon’ voor het eerst aangetroffen in 1979 [1]
  • Leenwoord van het Engelse walkman.
enkelvoud meervoud
naamwoord walkman walkmans
verkleinwoord walkmannetje walkmannetjes

Zelfstandig naamwoord

de walkmanm

  1. een draagbare radio en/of cd-speler met koptelefoon
    • Hij loopt de hele dag met zo'n walkman op. 
Vertalingen

Gangbaarheid

97 % van de Nederlanders;
96 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen


Engels

enkelvoud meervoud
walkman walkmans

Zelfstandig naamwoord

walkman

  1. walkman


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

walkman m

  1. walkman