wachter

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • wach·ter
Woordherkomst en -opbouw
  • afgeleid van de werkwoordstam van wachten met het achtervoegsel -er
enkelvoud meervoud
naamwoord wachter wachters
verkleinwoord wachtertje wachtertjes

Zelfstandig naamwoord

de wachterm

  1. iemand die op wacht staat
  2. iemand die staat te wachten
Verwante begrippen
Hyponiemen
Vertalingen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be