waardevrij

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waar·de·vrij
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen waardevrij waardevrijer waardevrijst
verbogen waardevrije waardevrijere waardevrijste
partitief waardevrijs waardevrijers -

Bijvoeglijk naamwoord

waardevrij [1]

  1. feitelijk, dus zonder een waardeoordeel te vellen over een zaak of persoon
    • Maar dat hij op de loonlijst van GroenLinks stond en bevriend was met Klaver gaf de doorslag. 'Dan heb je de schijn tegen, en kun je niet verder. Het spreekwoord is ten slotte: wiens brood men eet, wiens woord men spreekt. Dat past niet bij een waardevrij, objectief journalistiek product.'[2] 
    • Overigens zet het Rijksmuseum met Goede Hoop een nieuwe stap om, zoals de vorige directeur Wim Pijbes al voorzag, uit te groeien tot het nationale museum - en nu dus, onder diens opvolger Taco Dibbits, ook het nationale geweten. Volgende halte: de grote Slavernij-tentoonstelling in 2020. Het Rijksmuseum als een waardevrije kunstinstelling kan weleens zijn beste tijd hebben gehad.[3] 
Synoniemen
Afgeleide begrippen


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Volkskrant 30 augustus 2017
  3. Volkskrant Rutger Pontzen 17 februari 2017,