waal

Uit WikiWoordenboek
Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Waal


Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • waal
enkelvoud meervoud
naamwoord waal walen
verkleinwoord waaltje waaltjes

Zelfstandig naamwoord

waal v

  1. (aardrijkskunde)(verouderd) diepe plas, zoals die na een vroegere dijkdoorbraak blijven bestaan
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘poel, kolk’ voor het eerst aangetroffen in 901 [1]
  • van het Oudnederlands wāl: diepe plas, poel, diepte[2]
Synoniemen
Afgeleide begrippen
enkelvoud meervoud
naamwoord waal walen
verkleinwoord waaltje waaltjes

Zelfstandig naamwoord

waal m

  1. (scheepvaart)(verouderd) bepaald type binnenvaartschip met platte bodem

Meer informatie

Werkwoord

vervoeging van
walen

waal

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
    • Ik waal. 
  2. gebiedende wijs van walen
    • Waal! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van walen
    • Waal je? 

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Limburgs

Bijwoord

waal

  1. wel