vruchten

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • vruch·ten
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘vrezen’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 901 [1]

Zelfstandig naamwoord

de vruchtenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord vrucht
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen